Over de auteur

Johan Kroes (1979) is zelfstandig tekst- en speechschrijver en werkte onder meer als speechschrijver voor de eerste vrouwelijke Commissaris van de Koning in Overijssel en vervolgens voor de eerste vrouwelijke Minister van Defensie in Nederland. Dat bracht hem op het spoor van de boeiende geschiedenis van vrouwen bij de Nederlandse krijgsmacht.

Met dit boek wil hij deze pioniers eren en ervoor zorgen dat hun verhalen niet verloren gaan.  

Totstandkoming van het boek
Begin 2014 begon Kroes als speechschrijver bij het ministerie van Defensie. In die tijd las hij een artikel in Trouw waarin gesteld werd dat onze (recente) militaire historie vooral door mannenogen is beschreven en dat daardoor – bewust of onbewust – de verhalen van vrouwelijke verzetshelden en veteranen veelal links zijn blijven liggen.

Kroes constateerde toen dat er weliswaar veel sociologisch onderzoek is gedaan naar vrouwen bij de krijgsmacht, maar dat er op geschiedkundig gebied nog maar weinig is vastgelegd. Op dat moment bedacht hij zich hoe mooi het zou zijn om de verhalen van deze pioniers vast te leggen en in één boek bij elkaar te brengen. In 2020 publiceerde hij deze verhalen onder de noemer ‘Vrouwen in de frontlinie’, om daar in 2022 nog een tweede deel aan toe te voegen. 

Maar waarom nog een tweede deel? Kroes: “Ik zou dan kunnen zeggen dat de boekenkast al vol staat met heldenverhalen van mannen en dat er meer vrouwelijke rolmodellen nodig zijn om het aandeel vrouwen in de hogere rangen of in operationele functies omhoog te krijgen. Ook zou ik kunnen zeggen dat gendergelijkheid nog altijd hoog op de agenda staat.  Allemaal waar, maar ik geloof niet dat ik zulke idealistische gedachten had toen ik aan dit project begon. Ik vond het schrijven van deel één van ‘Vrouwen in de frontlinie’ ontzettend leuk en toen de tweede druk was uitverkocht, begon het weer te kriebelen. Waarom geen tweede deel? Ik vond het wederom een voorrecht om de inspirerende, ontroerende en soms indrukwekkende verhalen van nog eens vijftig vrouwelijke militairen te mogen optekenen. Als ik één reden zou moeten noemen waarom ik dit boek heb geschreven, dan was het wel om hen te eren voor hun inzet voor onze vrede, vrijheid en veiligheid.”