In 1944 krijgt Nederland drie vrouwenkorpsen en treden de eerste vrouwen in dienst bij de Nederlandse krijgsmacht. Ze werken dan bijvoorbeeld als verpleegkundige, typiste of boekhoudster. Eind jaren ’70 mogen vrouwelijke militairen ook varen, vliegen en vechten en pas begin jaren ’90 gaat Nederland een actief beleid voeren om vrouwelijke militairen te werven en te behouden. De geschiedenis van vrouwen bij de krijgsmacht is grofweg op te delen in drie periodes.
Nederland krijgt in 1944 drie vrouwenkorpsen: het Vrouwenkorps van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (VK-KNIL), het Vrouwen Hulpkorps van de Landmacht (VHK) en de Marine Vrouwenafdeling (Marva).Deze eerste vrouwelijke militairen verlenen in 1944 en 1945 hulp in de zwaar getroffen grote steden en gaan op missie naar voormalig Nederlands-Indië en later ook naar Nieuw Guinea en Korea. In 1951 besluit de minister van Oorlog dat de vrouw in de Landmacht blijft gehandhaafd en wordt de MILVA opgericht, de militaire vrouwenafdeling van de Landmacht. Een jaar later krijgt de dan al bestaande Marva de status van beroepskorps en in dat jaar wordt er ook een vrouwenafdeling binnen de Nederlandse luchtmacht opgericht: de LUVA, de Luchtmacht Vrouwenafdeling. Met de oprichting van de vrouwelijke beroepskorpsen MARVA, MILVA en LUVA is er nu een blijvende plaats voor vrouwen in de krijgsmacht ingeruimd, hoewel de aantallen betrekkelijk laag zijn, zo’n 1% van het totale personeelsbestand. Per 1 juli 1962 zijn er 677 fulltime vrouwelijke militairen bij de Milva, Luva en Marva in dienst. In 1972 zijn huwelijk en zwangerschap geen dwingende redenen meer voor ontslag uit de militaire dienst.
In 1953 bepalen de Verenigde Naties dat vrouwen volledig inzetbaar moeten zijn binnen de krijgsmacht. Pas 25 jaar later, in 1978, worden vrouwen toegelaten tot de opleiding tot officier of onderofficier. Nog eens drie jaar later, in 1981, heft de Nederlandse krijgsmacht de aparte vrouwenafdelingen op en is de integratie van vrouwen binnen de krijgsmacht formeel een feit. Vrouwen mogen nu gaan varen, vliegen en vechten. In 1979 begint bij de marine ‘het Zuiderkruisproject’, waarvoor 22 vrouwen worden geselecteerd voor de operationele- en logistieke dienst aan boord. In datzelfde jaar gaan er tevens vrouwen bij de Koninklijke Marechaussee aan de slag. Ook binnen diverse vredesmissies gaan vrouwen een gelijkwaardige rol vervullen. In maart 1979 wordt de eerste vrouwelijke officier uitgezonden naar Libanon. In 1982 worden voor het eerst vrouwelijke militairen opgenomen in het NL-detachement Multinational Force & Observers (MFO) in de Sinaï. In die jaren blijft het aandeel vrouwen binnen de krijgsmacht hangen op zo’n 3-4%.
Defensie voert een actief beleid om vrouwen breder voor de krijgsmacht te werven. Er komt een zwangerschapsregeling, het recht op herintreding wordt ingevoerd en Defensie regelt kinderopvang. Vrouwen gaan meer en meer operationele en technische functies vervullen en worden uitgezonden naar missies in Bosnië, Irak, Afghanistan en Mali. Eén voor één bereiken deze vrouwen functies die nog nooit eerder door een vrouw zijn vervuld. In 1991 krijgt Nederland de eerste vrouwelijke F-16 vlieger, in 2005 voor het eerste een vrouwelijke generaal en op 5 november 2012 wordt Jeanine Hennis-Plasschaert de eerste vrouwelijke minister van Defensie. Ook komen er vrouwelijke commandanten op schepen, kunnen vrouwen intreden bij de infanterie en het Korps Mariniers en sinds 2020 zijn ze tevens welkom bij de onderzeedienst. Inmiddels geldt ook de dienstplicht voor vrouwen – al is de opkomstplicht op dit moment opgeschort.Het percentage vrouwelijke militairen schommelt al jaren tussen de 10 – 12%.
Bronnen:
Lux Uitgeverij
Dreijenlaan 2
6703 HA Wageningen
06-53809739
info@vrouwenindefrontlinie.nl
KvK nr: 09153659
BTW nr: NL002335255.B.59
IBAN: NL12 RABO 0113 4993 45
BIC: RABONL2U
Noodzakelijke cookies zijn absoluut noodzakelijk voor de goede werking van de website. Deze categorie omvat alleen cookies die de basisfunctionaliteiten en veiligheidskenmerken van de website garanderen. Deze cookies slaan geen persoonlijke informatie op.
Cookies die mogelijk niet bijzonder noodzakelijk zijn voor het functioneren van de website en die specifiek worden gebruikt om persoonlijke gegevens van de gebruiker te verzamelen via analyses, advertenties en andere ingebedde inhoud, worden als niet-noodzakelijke cookies beschouwd. Het is verplicht om toestemming van de gebruiker te verkrijgen voordat deze cookies op de website worden gebruikt.
Functionele cookies helpen bij het uitvoeren van bepaalde functionaliteiten zoals het delen van de inhoud van de website op social media platforms, het verzamelen van feedback en andere functies van derden.